Thee, saté en de botanische tuinen

Zaterdagmorgen waren we redelijk vroeg uit de veren, want ‘s avonds een laki-laki dan ook ‘s ochtends een laki-laki. Na een goed ontbijtje vertrokken we samen met Ari, Mala, Lia en onze ouwe koloniale Opa naar Puncak-Pass, dit zijn grote thee plantages in de bergen.

De Puncak-pass werd bereikt na een rit van ruim twee uur. De weg slingerde berg opwaarts en overal langs de weg stonden klein golfplaten marktkraampjes. Helemaal boven kwamen we aan bij een restaurant. Hier konden ze volgens Opa en Mala hele goeie saté maken.

En inderdaad, onder het genot van een uitmuntend geregen stukje kips- en lamsvlees konden we met volle teugen genieten van het overweldigende uitzicht over de thee-plantages. Natuurlijk ontbrak de zelf geoogste thee niet aan onze lunch. Het werd bij iedereen in een hoog tempo in grote mokken opgediend.

Op de weg terug hebben we in een rustig tempo nog wat kraampjes bezocht en kochten daar een lokale lekkernij genaamd kroepoek bayam (een soort gefrituurde spinaziebladeren). Tijdens deze wandeling werden we wederom op gepaste afstand bijgestaan door onze blitse Panter wagen om daar enige tijd later weer in te stappen en naar de Botanische tuinen te rijden.

De Botanische tuinen vormen een enorm natuurreservaat waar allerlei verschillende bomen bij elkaar zijn gebracht. Niet alleen bomen uit Indonesië maar uit de hele wereld. We hebben daar een wandeling gemaakt die uiteindelijk bij een prachtige waterval uitkwam.

Op de terugweg naar de auto struikelden we bijna over een kudde apen, en hebben we menig aap op de gevoelige plaat vast weten te leggen!

Bijzonder om te zien hoe behendig deze dieren zich hoog tussen de boomtakken door slingeren.

‘s Avonds gingen we na wat glaasjes whiskey en enkele sigaartjes bijtijds ons welverdiende uiltje knappen.