Beklimming van de Krakatau

Als vroege vogels begaven we ons vol goede moed naar de boot die ons naar de Krakatau zou brengen. Onderweg naar de haven werden we enthousiast begroet door de lokale bevolking. Aangekomen bij de haven zagen we heel wat boten die niet bepaald zeewaardig waren. Gelukkig was ons vervoermiddel van een stuk betere kwaliteit: een speedboot met twee capabele 40 pk motoren.

Het bootje bleek een respectabele snelheid te kunnen halen, maar erg comfortabel was de reis niet. De frisse zeewind in ons gezicht vergoedde de soms bikkelharde klappen die de boot op de golven maakte niet bepaald. Maar we hadden wel het idee met een bijzondere tocht bezig te zijn.

Van ver zagen we de ‘Anak Krakatau’ al liggen. Deze vulkaan ligt op de plaats van de oorspronkelijke Krakatau, die bij de enorme uitbarsting in 1883 uit elkaar gebarsten is en in de zee gezonken. De Anak Krakatau (vrij vertaald: kind van de Krakatau) is nog steeds actief. Na ongeveer anderhalf uur scheuren door het woeste zeewater, legden we aan op het idyllische vulkanische eiland.

Het eiland, dat in 1920 was ontstaan en sindsdien elke vijf jaar een stukje groeit, is al een veelheid aan vegetatie te vinden. Na een korte verkenning van het strand met zwart vulkanisch zand, besloten we de jungle te trotseren en op weg te gaan naar de vulkaan. Het was duidelijk te zien waar de gestolde lava nog te giftig was voor plantaardig leven. De vulkaan zelf is nagenoeg kaal.

Hier begon onze klim naar boven. Soms wegglijdend in de vulkanische as, dan weer behoedzaam de grote zwarte lavabrokken ontwijkend, baanden we ons moeizaam maar vastberaden een weg naar de top. Ons zwoegen werd beloond toen we met zijn allen het hoogste punt eindelijk bereikten.

Wat een schitterend uitzicht! Fier staande op de oergesteenten uit het kolkende binnenste der aarde, keken we uit over de diverse onbewoonde eilandjes, de door mist omgeven vulkanische eilanden en de tropisch blauwe zee. Foto’s en woorden schieten te kort om dit tafereel te beschrijven.

Alles aan dit plaatje was zo clichématig dat zelfs de bebrilde professor met het Duitssprekende accent nog om de hoek kwam kijken. Binnenin zijn haastig opgezet hekwerkje op de top, vonden we hem druk bezig achter zijn op zonne-energie aangedreven laptop.

Het opgestroopte bezwete overhemd, de iets te grote bril op zijn neus en zijn blanke, matig gebruinde gezicht; het had Dr. Livingstone zelf kunnen zijn. De vriendelijke man voelde zich overigens niet te groot om zijn ongetwijfeld nuttige werk te onderbreken om ons wat meer te vertellen over deze bijzondere plaats. Na een kort babbeltje en een gemeend “Auf Wiedersehen”, zetten we de afdaling in.

Hier zouden we tevens kunnen snorkelen, maar het iets te ruige weer maakte aan deze illusie al snel een einde. Dit was een kleine tegenvaller, maar Rude Boys laten zich niet snel uit het veld slaan. Het strand op dit onbewoonde eiland bood genoeg mogelijkheden tot vermaak.

Tientallen kleine krabbetjes bleken het strand te bevolken. Hun eigenaardige en rappe manier van voortbewegen boden een kolderiek aangezicht. Ze renden rondjes achter elkaar en presteerden het zelfs op twee pootjes en met hun scharen in de lucht enthousiast het water in te hollen. Kleine stukjes brood bleken ze ook erg lekker te vinden. Al hadden ze het soms hevig met elkaar aan de stok als het niet duidelijk was wie er eerder bij de kostbare lekkernij was.

We voelden ons als Robinsons en lieten de flora en fauna goed op ons inwerken. Een duik in de wilde zee, een ontmoeting met een monsterlijke aangespoelde kwal en een dutje in de tropische zon waren de ingredienten van deze avontuurlijke belevenis.

Onze gids vond het nodig zijn hormonale problemen uit te leven in het strandzand.

Tegen het eind van de middag besloten we de terugreis weer te aanvaarden. Door elkaar geschud door het wilde water, in het niet bepaald zeewaardige bootje, kwamen we moe maar voldaan aan bij ons appartement.

Onze missie van vandaag was glansrijk volbracht: de Krakatau was bedwongen!